Cyberweerbaarheid: Youth Cyber Team
Het project Youth Cyber Team richt zich op het versterken van de cyberweerbaarheid van kwetsbare jongeren uit twee Arnhemse wijken: Presikhaaf en Malburgen. Naar aanleiding van het net uitgekomen rapport van Bureau Beke naar de resultaten van het Youth Cyber Team, spreekt Siènne Stoker met Abdellatif el Malki.
door Siènne Stoker, adviseur Jeugd & Cybercrime
Abdellatif werkt als jongerenwerker bij Presikhaaf University. Dat is een van de Arnhemse organisaties die trainingen ontwikkelde zodat jongeren zich als ambassadeurs op kunnen werpen op het gebied van cyber. In 2020 is de City Deal Lokale Weerbaarheid Cybercrime gestart. Het Youth Cyber Team begon als een City Deal-project. Hoe zijn jullie op dit idee gekomen?
We zijn al zo’n drie jaar actief met online jongerenwerk. We informeerden maandelijks onze partners over de fenomenen en trends die zich online afspeelden. Op een gegeven moment kwamen we tot de conclusie dat we de jongeren meer wilden betrekken. We hebben rechtstreeks contact met de jongeren op middelbare scholen, op straat en we komen thuis bij de ouders. We wilden de verdieping opzoeken en innoveren. Dus toen het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (het CCV) met de nieuwe uitvraag voor City Deal-projecten op het thema jeugd kwam, dacht ik: ‘Ja, dit moeten we doen’.
Het project is een initiatief van Presikhaaf University, AM-Supportteam, Bureau Beke en de gemeente Arnhem. Hoe is deze samenwerking ontstaan?
We besloten om samen te werken met deze partijen, omdat we met deze combinatie onze krachten kunnen bundelen. Het doel van het Youth Cyber Team is om de cyberweerbaarheid van kwetsbare kinderen en jongeren uit de Arnhemse wijken Presikhaaf en Malburgen te versterken. Dit sluit aan bij de ambitie van de gemeente Arnhem van een cyberweerbare stad. De gemeente heeft met name een faciliterende rol en zorgt voor de randvoorwaarden. Het jongerenwerk zit vooral in de uitvoering. Vrijheid is hierbij wel erg belangrijk. Dat hebben wij gelukkig veel gekregen. We willen natuurlijk iets betekenen voor de lange termijn; een duurzame aanpak opzetten. Bureau Beke biedt de nodige wetenschappelijke kennis om te onderzoeken wat werkt en wat niet werkt. Daarom hebben we ze aangehaakt bij het project.
Dinsdag 17 oktober is het rapport van Bureau Beke over jullie project uitgekomen. Wat was jouw eerste reactie?
Het rapport is inderdaad vrijgegeven en mijn reactie is in eerste instantie positief. We zagen bijvoorbeeld een significante stijging in cyberweerbaarheid bij een van de groepen. Dit bevestigt dat onze aanpak impact heeft en dat het de moeite waard is om hiermee door te gaan.
Jullie hebben een ’train-de-trainer’-concept waarbij jongeren worden opgeleid om andere jongeren, hun ouders en professionals te onderwijzen. Wat is het voordeel hiervan?
Ons ’train-de-trainer’-concept stelt jongeren in staat om hun leeftijdsgenoten, ouders en professionals te onderwijzen. Het voordeel hiervan is tweeledig. Ten eerste creëert het een duurzaam en versterkend netwerk van jongeren. Ten tweede vergroot het de sociale controle en het bewustzijn onder jongeren.
Een voorbeeld: laatst was er een dame die online ruzie zag ontstaan op Snapchat tussen een aantal jongeren. Ze heeft daar een screenshot van gemaakt, heeft het naar ons toe gestuurd. Ze gaf daarbij aan dat ze zich zorgen maakte om deze jongeren omdat ze met elkaar hadden afgesproken om buiten met elkaar te gaan vechten. Als jongerenwerkers kunnen we natuurlijk niet alles zien, dus het is super als de jongeren in onze omgeving bereid zijn om die informatie met ons te delen in goed vertrouwen. Wij kunnen op die manier goed handelen.
En hoe mooi zou het zijn als we elk jaar twintig jongeren of meer kunnen trainen op dit gebied en dat het elk jaar een vast onderdeel op de scholen is?
Jullie project is gericht op kwetsbare jongeren. In een van de groepen basisschoolleerlingen zaten ook jongeren uit het asielzoekerscentrum (AZC) die de Nederlandse taal nog niet volledig onder de knie hadden. Wat merkte je hiervan?
We zagen bij die leerlingen dat het kennisniveau op het gebied van cyberweerbaarheid na de nulmeting juist was gedaald. Dat betekent dus, dat ze juist achteruit zijn gegaan. Dat heeft met meerdere factoren te maken. Sommige termen over cyberweerbaarheid zijn best lastig om te begrijpen. Leg om te beginnen maar eens goed uit wat cyberweerbaarheid is. Wanneer ze op papier moesten aankruisen wat een term betekende, raakten ze in de war. Terwijl je in een gesprek met deze jongeren het juist heel goed over het onderwerp kon hebben. We hebben daarvan geleerd dat het de kunst is om een inclusieve methode te ontwikkelen. Een methode op maat.
Een van de pijlers in jullie project is gericht op ouderbetrokkenheid. Waarom vinden jullie dit belangrijk?
De ouders zijn de opvoeders, maar jongerenwerkers hebben ook een beetje die rol. We moeten het wel samen doen, want wij hebben maar tot een bepaalde mate invloed. Alleen is het kennisniveau rondom cyberweerbaarheid bij ouders vaak laag. Daarom willen we ook de ouders trainen.
Het inplannen van de trainingen in de groepen 7 en 8 en de subgroep ouders en professionals was soms best lastig. Waar zat dat hem in?
De trainingen werden gegeven op school, maar de jaarplanning stond al vast. Het lesprogramma van de leerlingen is erg druk. De les die we hieruit hebben geleerd is dat we eerder moeten aankloppen bij de scholen zodat het meegenomen kan worden in de jaarplanning. Gelukkig konden we de trainingen alsnog geven tijdens de ‘verlengde schooltijd’; de tijd waarbij leerlingen op school blijven na de reguliere lessen. De bijeenkomst organiseren voor de ouders was ook lastig. Hier spelen verschillende factoren mee. Armoede is er een van. Dit zorgt voor andere prioriteiten. Niet alle ouders zijn daarnaast even betrokken bij de kinderen en ouders zijn soms simpelweg te druk.
Hoe zit het met de continuïteit van dit project?
We zijn momenteel in gesprek met de gemeente en partners om dit project structureel te maken. Het doel is om jaarlijks een groep jongeren te trainen, zodat zij de training kunnen doorgeven aan scholen, ouders en professionals. Op deze manier blijven we groeien en ontwikkelen.
Hoe kunnen andere gemeenten hier nu mee aan de slag?
Hoewel er geen vastomlijnd handelingskader is, dient dit project zeker als voorbeeld. Het is vooral van belang om lokaal te kijken hoe het welzijnswerk is ingericht. Vervolgens moet worden nagedacht hoe de jongeren kunnen worden bereikt. Gemeenten moeten de expertise van jongeren en professionals benutten en de trainingen aanpassen op actuele thema’s als geldezels, fake news en polarisatie. Dus echt inspringen op actualiteiten.
Waar moeten gemeenten op letten als ze hiermee aan de slag willen?
Denk lokaal, betrek partners actief en geef jongeren een podium. Dit project is een voorbeeld en een bron van inspiratie. De bevindingen vanuit Arnhem zijn openbaar beschikbaar en we hopen dat andere gemeenten hiervan kunnen leren en vergelijkbare initiatieven kunnen starten voor een veiligere online omgeving. Zo heeft gemeente Tilburg inmiddels ook een Cyber Support Team opgezet. De eerste ’train-de-trainer’-workshops hebben al plaatsgevonden. Als andere gemeenten interesse hebben, dan mogen ze altijd contact opnemen met ons of het CCV als ze willen sparren over een passende aanpak. We hopen natuurlijk dat veel meer gemeenten en jongerenwerkers samen aan de slag gaan om ook de digitale wereld te betrekken bij het reguliere werk.
Meer informatie
- Evaluatie Youth Cyber Team door Bureau Beke op hetccv.nl
- Korte video over het Youth Cyber Team op youtube.com