Jeugdige geweldplegers door de jaren heen
In dit SECONDANT-artikel nemen de auteurs de problematiek van jeugdige geweldplegers onder de loep. Ze gaan na of de geweldplegers volharden in hun gedrag of dat de jongeren in de loop der jaren minder geweld plegen.
Beschrijving
Jongeren die delicten plegen, experimenteren veelal met hun vrijheid en houden hier gewoonlijk na verloop van tijd mee op. Dit geldt voor plegers van vermogensmisdrijven, vernielingen en openbareordemisdrijven, zo blijkt uit onderzoek. Het aantal jonge verdachten van geweldsmisdrijven tegen personen blijft, ongeacht de leeftijd, echter stabiel, zo blijkt uit hetzelfde onderzoek. Volharden jeugdige geweldplegers in het plegen van geweld of gaat het steeds om andere jongeren?
Om de bovengenoemde vraag te beantwoorden, volgden de auteurs meerdere jaren een aantal jongeren die werden verdacht van geweldsmisdrijven tegen personen. Ze kozen voor een groep van personen die in 1997 werden verdacht van minimaal één geweldsmisdrijf tegen personen en die op dat moment tussen de 12 en 15 jaar oud waren. De onderzoekers volgden deze groep tot en met 2009 gevolgd, zij waren toen tussen de 24 en 27 jaar. Daarbij is onderzocht in hoeverre deze groep in de jaren 1998-2009 opnieuw werd verdacht van geweldsmisdrijven tegen personen en – meer specifiek – of dit gedrag al dan niet na enkele jaren stopt.
Conclusies
De resultaten laten zien dat er twee groepen zijn te onderscheiden. De eerste en grootste groep (85-90 procent) betreft personen die slechts incidenteel met de politie in aanraking komen wegens geweldsmisdrijven tegen personen. Opmerkelijk is dat deze vorm van geweld ongeveer net zoveel voorkomt bij pubers als bij adolescenten en jongvolwassenen. Kennelijk hebben deze ontwikkelingsfasen hun eigen kenmerken die aanleiding geven tot agressie.
De tweede groep bestaat uit enkele honderden jongeren (10-15 procent) die vroeg geweld plegen en daar – anders dan een vergelijkbare groep vermogensdelinquenten – niet mee stoppen als ze ouder worden. Ook als jongvolwassenen komen ze daar meer dan incidenteel mee in aanraking met de politie.
Het bestaan van deze twee groepen vraagt volgens de auteurs om gedifferentieerd beleid. Waar de agressie hardnekkig aan zekere personen kleeft, is een gerichte persoonsbenadering het meest geschikt. Deze benadering kan gericht zijn op impulsbeheersing of gelegenheidsbeperking.
Maar bij de grote groep agressievelingen zal meer op de leeftijdsgebonden context moeten worden ingesprongen. Hierbij is het van belang het tijdelijke karakter van de geweldpleging te onderkennen, ook als dat ná de adolescentie plaats heeft.
Auteurs
Dorien van Nobelen en Wouter van der Leest. De auteurs zijn werkzaam bij de dienst IPOL van het Korps landelijke politiediensten.
Organisatie
SECONDANT, tijdschrift van het CCV.