Utrechtse aanpak ‘Grenzen stellen, Perspectief Bieden
Op de online bijenkomst ‘Jonge aanwas uit de criminaliteit houden’ vertelde Petra Nijmeijer, directeur Openbare Orde en Veiligheid van de gemeente Utrecht gepassioneerd over het Utrechtse programma ‘Grenzen Stellen en Perspectief Bieden’ dat zich richt op het doorbreken van criminele carrières én financiële geldstromen.
“Daarmee is de persoonsgerichte component (naast de gebiedsgerichte) een belangrijk onderdeel van de aanpak”, aldus Nijmeijer. Na de bijeenkomst kreeg Nijmeijer enkele vragen via de chat, die vanwege de tijd niet tijdens de bijeenkomst beantwoord konden worden. Daar neemt zij nu graag de tijd voor.
Hoe zorg je ervoor dat bij een persoonsgerichte aanpak de verschillende partners het gezamenlijk belang nastreven?
Nijmeijer: “Mijn ervaring is dat het niet per se andere belangen zijn. Vaak ontbreekt een coördinator, die alles overziet en coördineert. En dan met kennis van zaken, zowel van zorg als van veiligheid. Dat is dus echt een schaap met vijf poten. Die zich verantwoordelijk voelt voor gesignaleerde systeemfouten in de keten. Deze coördinator (of het team eromheen), schrijft ook memo’s met een analyse van het probleem en met voorgestelde oplossingen. Aan de bestuurlijke tafel kunnen dan de juiste besluiten worden genomen. Hij of zij fungeert als de smeerolie tussen zorg en veiligheid, enzovoort. Zij hebben dus, denk ik, op zichzelf geen andere belangen. Ze kijken met een andere bril naar de problematiek. Voor de aanpak en voorgestelde interventies maakt het nogal uit of je iemand ziet als een crimineel of als een zorgbehoevende. Terwijl diegene het allebei is, tegelijkertijd en niet volgtijdelijk. Dus pleit ik ervoor dat bestuurlijk en ambtelijk en op individueel niveau er één iemand moet zijn die de helicopterview heeft en het gezamenlijk belang uitdraagt. Ik vind het heel logisch dat de gemeente als regisseur in het veiligheidsbeleid hier een belangrijke sturende rol in pakt. Ook al is het regie zonder doorzettingsmacht.”
“Voor de aanpak en voorgestelde interventies maakt het nogal uit of je iemand ziet als een crimineel of als een zorgbehoevende.”
Voorbeeld
Nijmeijer: “Ik geef een voorbeeld. Je stelt met de partners een Top X samen en iedereen committeert zich hieraan. Als je dan regie voert, doe je dat altijd. Je geeft het niet uit handen als iemand in een andere fase komt. Kortom, je voert regie als het goed gaat en de jongere bijvoorbeeld in een woon- of zorgtraject zit. Dan ligt de nadruk wat meer op de zorgkant. Maar je voert ook regie als iemand een misdrijf heeft gepleegd en wordt voorgeleid. Je helpt dan de reclassering bij het opstellen van een integraal advies. En je voert ook regie als iemand in detentie zit. Dit is bij uitstek het moment voor gedragsverandering. Maar ook als hij er weer uit komt voer je regie om te voorkomen dat hij opnieuw recidiveert. Op deze manier heb je continuïteit. Het is zeer tijdrovend, maar aandacht loont altijd. Er zijn voorbeelden in het land dat jaar in jaar uit er 50 procent minder recidive is bij de Top X, die toch door velen werden gezien als een opgegeven groep ‘draaideurcriminelen’. Deze aanpak vraagt wel wat van de regisseurs en dat lukt niet overal. Zij moeten echt de hele wereld snappen van zo’n iemand en niet alleen dat stukje waar de regisseur van huis uit meer ervaring mee heeft. Op deze manier creëer je een groep regisseurs met een ‘ontkleurde’ bril. Zij zijn werkzaam bij ofwel politie, gemeente, reclassering of zorg. En als dat niet lukt, dan hebben we nog regisseurs in het zorg- en veiligheidshuis die deze rol kunnen pakken.”
Integraal
“Het is belangrijk dat je bestuurlijk steeds blijft zeggen dat deze mensen onze ‘multi-problem’ mensen zijn, die we integraal aanpakken. In feite de “why” uit de beroemde golden circle van Simon Sinek. Dan kan je bij botsende belangen steeds terug naar die kern: het zijn onze mensen die we ‘met zorg aanpakken’. De ene keer met een woning, de andere keer met een celstraf en weer een andere keer met een baan of trekken we een uitkering in. Ons uiteindelijke doel is om de samenleving veiliger te maken én mensen meer perspectief te bieden. Dat is een belang waar iedereen zich wel achter kan scharen, ook de linkse en rechtse politiek”, eindigt Petra deze vraag.
“Ons uiteindelijke doel is om de samenleving veiliger te maken én mensen meer perspectief te bieden.”
Hoe is de aanpak in de gemeente Utrecht op de VO-scholen?
Nijmeijer: “Deze aanpak moeten we in Utrecht nog verder ontwikkelen. Op dit moment gaat onze aandacht vooral uit naar voorlichting en een netwerk opbouwen. Het programma Kapot Sterk draait op een aantal basisscholen. Maar voor voortgezetonderwijs staat de samenwerking nog wat meer in de kinderschoenen. Het kan zijn dat scholen zelf wel controles doen, maar daar heb ik nu nog geen zicht op. Wij willen graag de scholen betrekken op individueel niveau. Zij hebben veel zicht op het gedrag en het netwerk van een jongere. Gelukkig gaat de schaamte van ‘de vuile was buiten hangen’ er steeds meer af.”
Hoe ziet concreet de aanpak van ‘terugronselen van jongeren’ eruit als zij kleine vergrijpen hebben gepleegd?
Nijmeijer: “Het gaat eigenlijk altijd om aandacht. Daarom willen we een netwerk creëren van mensen die deze jongeren de ‘juiste’ aandacht geven. Dat zijn niet altijd de toezichthouders of de jongerenwerkers. Soms werkt het beter om ervaringsdeskundigen in te zetten, die zichzelf hebben ontworsteld aan de criminaliteit. Zij kunnen met veel meer gezag de jongere een spiegel voorhouden. Vakken vullen is niet sexy, maar je hoeft niet steeds over je schouder te kijken of de vijand er staat.”
In hoeverre zijn ouders partner bij de inzet van diverse rolmodellen/professionals bij de aanpak van jonge criminelen?
Nijmeijer: “Ouders willen we nog veel meer inzetten dan we tot nu toe doen. Nu gebeurt het soms op individueel niveau of in moeder- of vadernetwerken in bepaalde wijken. Het idee is om bij de hele Top X doorgroeiers de ouders mede verantwoordelijk te maken en met ze in gesprek te gaan. Dat wordt nog een uitdaging, want er is boosheid, schaamte, angst en noem maar op. Wij geven ze nu op kleine schaal trainingen over weerbaarheid.”
In verband met ondermijning wordt vaak gesproken over ‘cultuur’. Zijn er interventies die zich daarop richten, bijvoorbeeld intrinsieke motivatie van mensen om zo het verschil te maken?
Nijmeijer: “Zeker, we hebben de interventie ‘motivatie’ toegevoegd als extra leefdomein bovenop de klassieke interventies: ID, uitkering, woning, zorg etc. Als mensen niet willen, krijgen wij het niet voor elkaar. Dus zetten wij eerst in op intrinsieke motivatie. Dat is een belangrijk onderdeel binnen en buiten de detentie. Regisseurs en credible messengers werken daarmee. We overwegen een specifieke vak ontwikkeling hiervoor te maken, zoals in Amsterdam gebeurt bij de Top600 aanpak”, besluit Nijmeijer haar betoog.