Landelijk kwaliteitskader effectieve jeugdinterventies voorgelegd aan Tweede Kamer
Om jongeren uit de criminaliteit te houden, hebben gemeenten de mogelijkheid om gedragsinterventies in te zetten. Hoogleraren in de forensische orthopedagogiek Geert Jan Stams en Jan Hendriks van de Universiteit van Amsterdam deden onderzoek naar de effectiviteit van deze aanpakken. De resultaten ervan deelden ze onlangs met de Tweede Kamer in het rapport ‘Landelijk Kwaliteitskader – Effectieve Jeugdinterventies voor Preventie van Jeugdcriminaliteit’.
In een Kamerbrief informeren Minister Yeşilgöz-Zegerius (JenV) en minister Weerwind (Rechtsbescherming) de Tweede Kamer en geven zij een toelichting op het Kwaliteitskader.
Richtlijnen en handvatten
Het ‘Landelijk Kwaliteitskader effectieve jeugdinterventies voor preventie van jeugdcriminaliteit’ formuleert richtlijnen en handvatten die het ministerie van Justitie en Veiligheid, gemeenten en andere organisaties kunnen gebruiken bij het vormgeven van hun preventieve aanpak tegen jeugdcriminaliteit. Door het Landelijk Kwaliteitskader breed beschikbaar te stellen aan gemeenten en andere organisatie, kunnen zij het instrument gebruiken om hun (lokale) aanpak jeugdcriminaliteit, Preventie met Gezag en HIC-aanpakken aan te scherpen en effectiever te maken. Gebruik van het Kwaliteitskader draagt zo bij aan de ontwikkeling, doorontwikkeling en landelijke beschikbaarheid van effectieve interventies.
Onduidelijkheid
Uit het rapport blijkt ook dat momenteel interventies worden ingezet waarvan nog onduidelijk is of deze effectief zijn en interventies waarbij het risico bestaat dat deze een negatief effect kunnen hebben. Bijvoorbeeld universele voorlichtings- en educatieprogramma’s, die als doel hebben jongeren bewust te maken van de gevaren van criminaliteit of interventies die gericht zijn op groepen waarin jongeren elkaar onderling negatief kunnen beïnvloeden.
Wetenschappelijke inzichten
In hun Kamerbrief stellen de ministers Yeşilgöz-Zegerius en Weerwind dat de preventieve aanpakken zoveel mogelijk gebaseerd moeten zijn op wetenschappelijke inzichten om de effectiviteit te verhogen. Daarom mogen de richtlijnen uit het Kwaliteitskader volgens hen niet vrijblijvend zijn, maar moeten ze daadwerkelijk en op de juiste manier worden gebruikt om de interventies nader te onderzoeken, bij te stellen of te stoppen.