Veilig Thuis

Wanneer de professional vervolghulp en zorg aan een jongere noodzakelijk acht, bespreekt hij dit met de samenwerkingspartners.

Voorbeeld 1: Uit gesprekken met de jongere blijkt dat hij (nog steeds) afwijkend en ontoelaatbaar gedrag vertoont. De jongere is bijvoorbeeld onvoldoende gere-integreerd op de leefgebieden wonen, zorg, onderwijs, vrije tijd, werk en inkomen en sociaal netwerk. Signalen die hierop duiden, bespreekt de professional in het overleg met de netwerkpartners.

Voorbeeld 2: De Raad voor de Kinderbescherming heeft een signalerende en informerende rol. Zij is verantwoordelijk voor het bieden van passende nazorg. In het Netwerk-Trajectberaad wordt met partners de passende zorg besproken.

De zogenoemde ‘spin in het web’: lijnen uitzetten binnen het netwerk, zorgen dat afspraken over samenwerking worden gemaakt, het volgen van de aanpak van de problematiek bij de jongere, en netwerkpartners scherp houden op de resultaten van de gekozen aanpak.

Voorbeeld 1: Nadat de problematiek is besproken en gekozen is voor een aanpak, zet de gemeente de lijnen uit om de aanpak uit te voeren of is projectleider van de aanpak.

Voorbeeld 2: De gemeente zorgt ervoor dat de zorgpartners voldoende capaciteit krijgen om hun taken uit te voeren en houdt overzicht op de behandelde jongeren.

Gevraagd en ongevraagd netwerkpartners adviseren over het gesignaleerde probleem.

Voorbeeld 1: De wijkagent vertelt vanuit zijn ervaring over de (repressieve dan wel preventieve) mogelijkheden om de jongere aan te pakken of te begeleiden.

Voorbeeld 2: De gemeenteambtenaar vraagt een collega uit een andere gemeente om zijn aanpak toe te lichten als mogelijkheid voor de aanpak van een criminele jeugdgroep.

Voorbeeld 3: Een jongerenwerker adviseert vanuit zijn kennis en ervaring hoe om te gaan met het gesignaleerde probleem bij een jongere, jeugdgroep of lid van de groep.

Een gesignaleerd probleem bij de kop vatten en actie ondernemen om dit probleem te beëindigen of een positieve stimulans te geven zodat er een trendbreuk plaatsvindt in het gedrag.

Voorbeeld 1: Je onderzoekt (eventueel samen met een partner) het gesignaleerde probleem van dichtbij om duidelijk te krijgen wat er precies aan de hand is. Indien nodig ontwikkel je een aanpak of zet je een aanpak in om het ‘negatieve ontwikkelingsproces’ een halt toe te roepen.

Voorbeeld 2: Het CJG onderzoekt wat er met een aangemeld kind aan de hand is, en zorgt dat er een behandeling wordt gestart.

Netwerkpartners met elkaar in direct contact brengen of hun relatie verstevigen. Dit om het verstoorde ontwikkelingsproces van jongere(n) binnen een jeugdgroep positief te keren.

Voorbeeld: je brengt de wijkagent met het taakaccent jeugd en de jongerenwerker met elkaar in contact of spoort ze aan om (nog) nauwer samen te werken bij de aanpak van de probleemjongere.